SV | Immers wandelt de mens [als] in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal. |
WLC | אַךְ־בְּצֶ֤לֶם ׀ יִֽתְהַלֶּךְ־אִ֗ישׁ אַךְ־הֶ֥בֶל יֶהֱמָי֑וּן יִ֝צְבֹּ֗ר וְֽלֹא־יֵדַ֥ע מִי־אֹסְפָֽם׃ |
Trans. | ’aḵə-bəṣelem yiṯəhalleḵə-’îš ’aḵə-heḇel yehĕmāyûn yiṣəbōr wəlō’-yēḏa‘ mî-’ōsəfām: |
Immers wandelt de mens [als] in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Immers wandelt de mens [als] in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!